GUIDO ANCION BEELDEND KUNSTENAAR
Als ik iets maak is er eerst verwondering. Daarna komt de herkenning.
Een onrustige ziel die zijn eigen weg zoekt
Guido Ancion is geboren op 6 augustus 1951 in Heerlen. Zijn vader heeft een winkel in textiel en moeder zorgt voor de kinderen en het huishouden. Guido gaat naar de lagere school aan de St. Jozefschool aan de Nobelstraat in Heerlen. Terwijl The Beatles furore maken neemt Guido zijn intrek op het kleinsemenarie van de Societé de Mission Africain in Cadier en Keer. De aanvankelijke veronderstelde roeping tot het priesterambt verdampt al snel als Guido lucht krijgt van vrouwelijk schoon.
​
Van 1963 tot 1965 bezoekt Guido de Henricus MULO in Heerlen, maar het studeren is niks voor Guido. Wegens tegenvallende resultaten wordt hem gevoeglijk de deur gewezen.
Nadat zijn ouders er een psycholoog bij hebben gehaald wordt besloten dat Guido naar de kostschool moet. Zo komt hij terecht op het jongenspensionaat Maria ter Engelen te Bleijerheide, maar na een jaar wordt hem ook hier de deur gewezen. Guido gaat dan naar de Pancratius MULO in Heerlen, in die tijd een school voor alles wat niet wil deugen. Maar Guido heeft het wel gehad met school en laat zich daar nauwelijks meer zien. Op zijn zestiende laat Guido zowel de school als het ouderlijk huis achter zich. Hij wil naar zee.
​
In Hoek van Holland vindt hij emplooi bij de Carferry Service Hoek van Holland - Harwich van de Maatschappij Zeeland. De tamme reisjes heen en terug lijken in niets op de wilde vaart die Guido voor zichzelf in gedachten heeft en na drie maanden vertrekt hij naar Antwerpen. Daar komt hij terecht in Café De Muze van Ferre Grignaard, dat bevolkt wordt door kunstenaars, drugsgebruikers en van dat soort randfiguren. Het straatleven in Antwerpen noopt hem tot een terugkeer naar Zuid Limburg, waar een leven aan de zelfkant van de samenleving zijn aanvang neemt. Aan de Stadsacademie van Maastricht volgt Guido de opleiding Tekeningen en Schilderen, maar dat houdt hij slechts enkele maanden vol.
​
Op het dieptepunt van zijn leven komt de ommekeer.
​
Guido besluit iets constructiefs te gaan doen en meldt zich aan als vrijwilliger bij een dagverblijf voor gehandicapten in Imstenrade, Heerlen. Dit bevalt hem zo goed dat hij zich inschrijft voor de opleiding Inrichtingswerk aan de Sociale Academie te Sittard, die hij in 1979 succesvol weet af te ronden met een diploma.
De kunsten blijven echter trekken, en Guido besluit zijn werkzaamheden als groepsleider langzaam af te bouwen om zich op zijn ontluikende kunstenaarsschap te richten. In 1996 stopt hij met zijn baan en sindsdien wijdt hij zich volledig aan de kunst.
Aanvankelijk werkt hij vooral twee-dimensionaal: tekenen, schilderen en grafiek. Onder invloed van Joyce Oyen gaat ook Guido 'aan de klei'.
Het boerderijtje in Bingelrade groeit uit tot een beeldentuin, ateliers, galerij en cursuslokatie waar wonen en werken met elkaar verweven zijn.
De mens en zijn drijfveren
De mens staat centraal. Steeds weer duikt hij -nee, eerder zij – op. Expressief en uitgesproken. Opvallend en nadrukkelijk. Aanwezig. De kijker kan er niet omheen; het wordt niet toegestaan.
Tekenend, schilderend, in grafiek, mozaïek of ruimtelijk keramisch werk gaat het om de inhoud. Techniek als middel, nooit als doel op zichzelf. De mens en zijn motieven.
Soms in zijn sociale context, vaak ook meer vanuit een beschouwende visie. Guido Ancion daagt uit. Hij vraagt om mee te gaan op een boeiende zoektocht.
De schilder en keramist legt zijn emoties en stemmingen vast in scherpe lijnen, strakke contouren, pakkende kleuren. Het werk schreeuwt iets uit. Menselijke lichamen worden gebruikt als metafoor voor de eeuwigdurende wisselwerking van leven en dood. En steeds weer de passie. Hartstocht speelt in de dubbele zin van het woord haar rol. Ze speelt een rol als vorm van lijden, maar zeker ook als erotische drijfveer.
Een boven-en een onderkant. Een positieve en een negatieve zijde. Het werk stelt een vraag. Het antwoord blijft ongewis. Kijkend in de spiegel zie ik een spiegelbeeld. Slechts een vermoeden van mijn eigen zijn.
(Tekst: Denis Ancion)